Dezelfde betekenis (synoniemen)

1 klierziekte, krop, struma

Betekenis:

Ontsteking van de speekselklieren, meestal veroorzaakt door een virusinfectie.

Voorbeeld:

Hij heeft de bof en moet thuisblijven totdat hij genezen is.

2 lot, fortuin, geluk, mazzel, zwijn, zwijntje

Betekenis:

Een toevallige positieve gebeurtenis of meevaller.

Voorbeeld:

Hij had de bof dat de trein precies op tijd arriveerde.

3 de_bof, dikoor

Betekenis:

Een informele term voor geluk of succes.

Voorbeeld:

Met de bof van de kampioenswedstrijd was hij erg tevreden.

STORE 

BRON: Open Multi-Lingual WordNet, https://omwn.org/

Ziet u fouten in de woordenlijst? Of staan er ongewenste woorden tussen? Laat dan hier een bericht voor mij achter.