Dezelfde betekenis (synoniemen)

1 kukelen, mieteren, duvelen, donderen, vallen

Betekenis:

vallen of omvallen op een onnatuurlijke manier

Voorbeeld:

Hij lazerde van de trap en brak zijn arm.

2 emmeren, griepen, malen, mauwen, meieren, mekken, mekkeren, mieren, neuzelen, piepen, reutelen, zagen, zaniken, zeiken, zemelen, zemelknopen, zeuren, zeveren, zieken

Betekenis:

aanhoudend klagen of zeuren

Voorbeeld:

Ze bleef maar lazeren over hoeveel werk ze had.

3 flikkeren, gooien, jenzen, kegelen, keilen, kieperen, knikkeren, kogelen, kukelen, kwakken, mikken, plompen, werpen, zwiepen

Betekenis:

iets krachtig gooien of wegwerpen

Voorbeeld:

Hij lazerde de bal naar de andere kant van het veld.

STORE 

BRON: Open Multi-Lingual WordNet, https://omwn.org/

Ziet u fouten in de woordenlijst? Of staan er ongewenste woorden tussen? Laat dan hier een bericht voor mij achter.