Dezelfde betekenis (synoniemen)

1 begeven, verzaken

Betekenis:

iets niet meer verder proberen of doen

Voorbeeld:

Hij besloot om niet verder te studeren en gaf zijn opleiding op.

2 abandonneren, afzien, hangen, loslaten, prijsgeven, vaarwelzeggen, verlaten

Betekenis:

ophouden met een plan of actie

Voorbeeld:

Zij geeft het ondernemen van nieuwe projecten op vanwege de hoge kosten.

3 begraven

Betekenis:

stoppen met iets of er afstand van doen

Voorbeeld:

Hij moest zijn positie bij de club opgeven na het schandaal.

4 beladen, belasten, opdragen, opzadelen, zadelen

Betekenis:

een taak of verantwoordelijkheid aan iemand toewijzen

Voorbeeld:

Zij gaven hem het moeilijke project op om de leiding over te nemen.

5 aanmelden, aanwerven, inschrijven, lichten, rekruteren

Betekenis:

iemand voor iets registreren of aanmelden

Voorbeeld:

Hij gaf zich op voor de cursus Spaans bij het lokale centrum.

6 afrekenen, afzweren

Betekenis:

openlijk verklaren dat je ergens mee stopt

Voorbeeld:

Zij gaf het drinken van alcohol op na de gezondheidswaarschuwing.

7 inboeten, verbeuren, vergokken, verspelen

Betekenis:

iets verliezen of riskeren als gevolg van een beslissing

Voorbeeld:

Hij besloot het huis te verkopen en gaf daarmee zijn veilige plek op.

9 zeggen, opzeggen, luiden, staan

Betekenis:

over iets informatie geven of een verklaring afleggen

Voorbeeld:

Zij vroeg hem op te geven hoe laat hij zou arriveren.

10 overgeven, prijsgeven, nijgen

Betekenis:

iemand of iets prijsgeven

Voorbeeld:

Hij gaf zijn geheim op onder grote druk.

STORE 

BRON: Open Multi-Lingual WordNet, https://omwn.org/

Ziet u fouten in de woordenlijst? Of staan er ongewenste woorden tussen? Laat dan hier een bericht voor mij achter.