Dezelfde betekenis (synoniemen)

als zelfstandig naamwoord:

1 verbinding, aansluiten, koppelen, aaneenschakelen, schakelen, schakel

Betekenis:

een actie of toestand waarin zaken met elkaar in contact komen

Voorbeeld:

De telefoonverbinding werd verbroken door een technische storing.

als werkwoord:

2 toevoegen, optellen, bijtellen, verenigen, link, linken, samenvoegen

Betekenis:

een relatie of associatie tot stand brengen tussen twee of meer zaken

Voorbeeld:

We moeten alle afdelingen in het bedrijf met elkaar verbinden om de communicatie te verbeteren.

3 vermengen, samensmelten, combineren, samenvoegen, mengen, mixen

Betekenis:

verschillende elementen bij elkaar brengen tot een geheel

Voorbeeld:

Het doel is om al deze unieke smaken te verbinden in één voortreffelijk gerecht.

4 knopen, aaneensluiten, aansluiten, lassen, liëren, passen, schakelen, voegen

Betekenis:

fysiek of functioneel bij elkaar voegen of aansluiten

Voorbeeld:

De technici moesten de draad correct verbinden om de machine te laten werken.

5 aaneensluiten, aansluiten

Betekenis:

het bij elkaar brengen van entiteiten voor een gezamenlijk doel

Voorbeeld:

De landen besloten hun krachten te verbinden in de strijd tegen klimaatverandering.

6 aanbinden, aanhechten, binden, knevelen, vastbinden

Betekenis:

iets stevig vastmaken aan een ander object

Voorbeeld:

Hij moest zijn rugzak met een touw aan de boom verbinden om te voorkomen dat hij wegwaaide.

STORE 

BRON: Open Multi-Lingual WordNet, https://omwn.org/

Ziet u fouten in de woordenlijst? Of staan er ongewenste woorden tussen? Laat dan hier een bericht voor mij achter.