Dezelfde betekenis (synoniemen)

als zelfstandig naamwoord:

1 aritmetica, arimetica, rekenkunst, rekenkunde

Betekenis:

het gebruik van getallen en wiskundige bewerkingen om problemen op te lossen

Voorbeeld:

Tijdens de wiskundeles leer je allerlei technieken van het rekenen.

als werkwoord:

2 plannen, uitwerken, calculeren, becijferen, berekenen, uitrekenen

Betekenis:

getallen of waarden berekenen of schatten

Voorbeeld:

Ze moesten de kosten van de renovatie nauwkeurig rekenen.

3 opsommen, tellen

Betekenis:

getallen of elementen bij elkaar optellen

Voorbeeld:

De kinderen leerden in de klas om tot tien te rekenen.

4 begrijpen, incalculeren, meerekenen, meetellen, rangschikken

Betekenis:

iemand of iets als onderdeel opnemen in een overzicht of berekening

Voorbeeld:

Je moet ook de extra uren meerekenen als je overuren werkt.

5 onthouden, inbouwen, incalculeren, instellen

Betekenis:

iets of iemand in gedachten houden voor toekomstige ontwikkelingen

Voorbeeld:

Zij rekenen altijd op onverwachte wijzigingen in het reisplan.

6 rekenen_op, bouwen, geloven, leunen, steunen, verlaten, vertrouwen

Betekenis:

op iemand of iets vertrouwen of afhankelijk zijn van iets of iemand

Voorbeeld:

Je kunt op me rekenen om je te helpen verhuizen.

STORE 

BRON: Open Multi-Lingual WordNet, https://omwn.org/

Ziet u fouten in de woordenlijst? Of staan er ongewenste woorden tussen? Laat dan hier een bericht voor mij achter.